Een druilerige zondag lang kruipen we weg in de bioscoopstoelen. Samen met mijn man zie ik achter elkaar vijf films. Wel opletten dat hij rechts van mij zit, bij mijn goede oor. Anders kunnen we de films na afloop niet gezellig becommentariëren. Want mijn linkeroor zit eigenlijk altijd verstopt. Door een verkoudheid of een allergie, of omdat er water in zit. Er zijn legio oorzaken waardoor ik ‘even’ wat minder hoor of iets slecht kan verstaan. Ik kan altijd wel een reden bedenken waarom op feestjes tegenwoordig iedereen lijkt te mompelen.
Met smoesjes red ik het niet meer. Dat besef dringt door als ik tijdens een rumoerige borrel vertwijfeld probeer een vriend (62) te verstaan. Hij wijst op zijn oor: hij heeft sinds kort een gehoorapparaatje. Mijn moeder had een hoorapparaatje rond haar 65ste. De beslissing om er werk van te maken had ze lang uitgesteld. Mijn man herinnert mij er graag aan dat ze jaren daarvoor het geluid van de tv al opschroefde tot een voor hem onverdraaglijk volume. Zoals ik dat nu doe – volgens hem… Met oproepen voor een gratis hoortest word je om de oren geslagen. Op websites kun je zelf je oren ‘scannen’ en om de haverklap zijn er wel ergens
‘gehoortestdagen’. Als ik binnen loop bij de dichtstbijzijnde ‘hoor-winkel’, ben ik meteen aan de beurt. De audioloog kijkt eerst met een apparaatje in mijn oren. Omdat ik last had van oor-ontsteking, is het de vraag of ik wel een test kan ondergaan. Het ene oor is volgens de deskundige ‘helemaal schoon’, het andere kan er ‘net mee door’. Ze dirigeert me een geluidsdicht hokje in. Ik krijg een koptelefoon op en een afstandsbediening in de hand, met de opdracht bij elke pieptoon de knop in te drukken. Schril getjilp wisselt af met dof geplof en een gedempt galmen. Af en toe hoor ik even helemaal niks. Door het raam zie ik de audioloog achter een computerscherm zitten.
Als ik de cel na een minuut of tien mag verlaten, print ze op een A4’tje mijn ‘audiogram’. De kolom-men in twee grafieken (één voor het linker- en één voor het rechteroor) lopen op van ‘lage tonen’ naar ‘hoge tonen’. Daarin zijn de zachtste piepjes aan-gegeven die ik in de verschillende regionen nog net kan onderschei-den. Rechts is over de hele linie sprake van ‘licht gehoorverlies’. Mijn linkeroor scoort slechter, vooral bij de hoge tonen. Volgens de deskundige is dat typisch voor het begin van – even schrikken – ‘ouderdomsslijtage’. Lage tonen bepalen hoe hard iets klinkt. Hoge tonen bepalen de duidelijkheid: je hoort het wel, maar niet duidelijk genoeg.
Daar zit de angel. Opeens snap ik waarom iedereen op feestjes tegenwoordig mompelt! ‘Het gehoorverlies op gebied van hoge tonen valt in eerste instantie vooral op in gezelschap’, vermeldt de folder die ik meekrijg opgewekt. ‘Maar men kan het ook merken aan de tv die steeds harder wordt gezet. Of men verstaat minder goed wat van een afstand wordt gezegd, of van achteren.’ Ik hoef nog geen hoorapparaat! ‘Tenzij u dat per se wilt’, voegt de audioloog eraan toe. Maar naar een vergoeding van de zorgverzekeraar kan ik met mijn score nog fluiten. ‘Nee hoor,’ juich ik, ‘ik kom wel terug – over een jaar of tien, twintig!’ Als die loopneus eenmaal over is, gaat het best… Opgelucht bel ik de vriend met het hoorapparaat. Zijn audiogram overtroeft dat van mij (58) op alle fronten. Met zijn score draagt de zorgverzekeraar financieel flink bij aan de oplossing. Aan de hoogwaardige technologie in zijn oren is hij ondertussen wel gewend. Je moet er in verschillende situaties even mee oefenen, weet hij. ‘Je hersens moeten weer wennen aan geluiden die in de loop van de tijd aan kracht hebben ingeboet. De eerste keer dat ik naar de wc ging wist ik niet wat ik hoorde.’ Hij geneert zich niet voor zijn nu zichtbare ‘ouderdomsslijtage’. Allesbehalve, hij beschouwt zichzelf juist als trendsetter. Straks loopt immers een aanzienlijk deel van onze generatie met zo’n technisch hoogstandje, dat je zelfs kunt customizen, oftewel aanpassen aan je smaak. Er zijn niet alleen verschillende vormen, maar ook verschillende kleuren.
Naar het volgende artikel